Voor bedrijven die zakelijke laadinfrastructuur willen installeren in 2026, zijn er verschillende subsidies en fiscale regelingen beschikbaar. De belangrijkste landelijke regelingen zijn de MIA/Vamil, SSEB en SDE++, elk met eigen voorwaarden en voordelen. Daarnaast bieden provincies en gemeenten aanvullende subsidiemogelijkheden voor specifieke projecten. Deze financiële ondersteuning kan oplopen tot tienduizenden euro’s per project, afhankelijk van de omvang en het type laadinfrastructuur.
Wat zijn de belangrijkste subsidies voor zakelijke laadinfrastructuur in 2026?
De drie hoofdsubsidies voor zakelijke laadinfrastructuur in 2026 zijn de MIA/Vamil regeling, de Subsidie Stimulering Elektrisch Bedrijfsvervoer (SSEB) en de SDE++ regeling. MIA/Vamil biedt investeringsaftrek en versnelde afschrijving voor milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. SSEB richt zich specifiek op elektrische bedrijfsvoertuigen en bijbehorende laadinfrastructuur. De SDE++ ondersteunt grootschalige duurzame energieprojecten waarbij laadinfrastructuur gecombineerd wordt met hernieuwbare energie.
Voor verschillende doelgroepen gelden specifieke voorwaarden. Transportbedrijven kunnen via SSEB subsidie aanvragen voor de elektrificatie van hun wagenpark inclusief laadpleinen. Kantoorgebouwen en bedrijventerreinen komen in aanmerking voor MIA/Vamil bij installatie van semi-publieke laadpunten. De SDE++ is vooral interessant voor grootschalige projecten waarbij complete laadoplossingen met energieopslag worden gerealiseerd.
Naast deze landelijke regelingen bestaan er branche-specifieke subsidies. De logistieke sector heeft toegang tot extra fondsen voor snellaadinfrastructuur. Zorginstellingen kunnen gebruik maken van speciale duurzaamheidssubsidies. Ook voor VVE’s zijn er aparte regelingen beschikbaar voor het installeren van laadpunten op gemeenschappelijke parkeerterreinen.
Hoe werkt de MIA/Vamil regeling voor laadinfrastructuur precies?
De MIA (Milieu-investeringsaftrek) biedt een investeringsaftrek op de fiscale winst voor bedrijven die investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen zoals laadinfrastructuur. In 2026 bedraagt dit percentage tussen de 27% en 45% van het investeringsbedrag, afhankelijk van het type laadoplossing. De Vamil (Willekeurige afschrijving milieu-investeringen) maakt het mogelijk om deze investeringen versneld af te schrijven, wat liquiditeits- en rentevoordelen oplevert.
Voor aanvraag moet de laadinfrastructuur op de Milieulijst staan en voldoen aan specifieke technische eisen. Slimme laadpalen met load balancing functionaliteit komen voor hogere percentages in aanmerking dan standaard laadpunten. De aanvraag gebeurt binnen drie maanden na opdrachtverlening via de website van RVO. Belangrijk is dat de investering minimaal €2.500 bedraagt en dat het bedrijf inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting betaalt.
Praktische voordelen voor ondernemers zijn aanzienlijk. Bij een investering in tien slimme laadpunten met dynamisch energiemanagement kan de totale belastingbesparing oplopen. De combinatie van directe investeringsaftrek en flexibele afschrijving verbetert de businesscase voor duurzame mobiliteit. Vooral voor bedrijven die hun wagenpark elektrificeren en tegelijk laadinfrastructuur aanleggen, stapelen de voordelen zich op.
Welke provinciale en gemeentelijke subsidies zijn er voor laadpalen?
Provinciale subsidies variëren sterk per regio en richten zich vaak op specifieke gebieden zoals bedrijventerreinen of buitengebieden waar de markt minder snel investeert. Noord-Holland biedt bijvoorbeeld subsidies voor publieke laadinfrastructuur in kleinere gemeenten. Zuid-Holland heeft een regeling voor logistieke hotspots met snellaadinfrastructuur. Utrecht ondersteunt Vehicle-to-Grid projecten met speciale innovatiesubsidies.
Gemeentelijke regelingen focussen vooral op publiek toegankelijke laadpunten in woonwijken en winkelgebieden. Amsterdam subsidieert laadpleinen bij woningcorporaties, Rotterdam heeft een programma voor laadinfrastructuur op P+R terreinen. Kleinere gemeenten bundelen vaak hun krachten in regionale samenwerkingsverbanden voor gezamenlijke aanbestedingen en subsidieprogramma’s. Deze lokale subsidies zijn meestal aanvullend op landelijke regelingen.
Om provinciale en gemeentelijke subsidies te vinden, raadpleeg de website van uw provincie of gemeente onder ‘duurzaamheid’ of ‘mobiliteit’. RVO houdt een overzicht bij van regionale regelingen. Brancheorganisaties zoals VNG en IPO publiceren regelmatig updates over nieuwe subsidiemogelijkheden. Ook regionale ontwikkelingsmaatschappijen en energieloketten bieden informatie over lokale financieringsmogelijkheden voor laadinfrastructuur.
Wat is het verschil tussen subsidies voor publieke en private laadinfrastructuur?
Subsidies voor publieke laadinfrastructuur zijn bedoeld voor laadpunten die 24/7 toegankelijk zijn voor iedereen, zonder drempels zoals slagbomen of toegangspassen. Deze subsidies dekken vaak een groter deel van de investering omdat de businesscase lastiger rond te krijgen is. Private laadinfrastructuur op bedrijfsterreinen krijgt lagere subsidiebedragen maar heeft meer flexibiliteit in tariefstelling en gebruiksvoorwaarden.
Voor publieke laadpunten gelden strenge eisen rond toegankelijkheid, betaalmethoden en interoperabiliteit. Ze moeten voldoen aan de AFIR-richtlijnen en aangesloten zijn op roamingplatforms. Private bedrijfslaadpalen hebben deze verplichtingen niet, maar komen daardoor voor minder subsidies in aanmerking. Semi-publieke laadpunten, zoals op bedrijfsparkeerterreinen die buiten kantoortijden opengesteld worden, vormen een tussencategorie met eigen subsidievoorwaarden.
De subsidiehoogte verschilt aanzienlijk: publieke laadinfrastructuur kan tot 50% van de investering gedekt krijgen via verschillende regelingen. Private laadpalen voor eigen wagenpark komen meestal uit op 20-30% subsidie via MIA/Vamil en eventuele sectorspecifieke regelingen. Voor grootschalige laadpleinen met energieopslag en slimme aansturing zijn hogere percentages mogelijk door stapeling van subsidies.
Hoeveel subsidie kan ik maximaal krijgen voor mijn laadplein?
De maximale subsidie voor een laadplein hangt af van projectomvang, type laadpunten en combinatie van regelingen. Voor een middelgroot bedrijf met 15-25 laadpunten, gekoppeld aan zonnepanelen en batterijopslag, kan de totale subsidie oplopen. Door slim te combineren – MIA/Vamil voor de laadinfrastructuur, SDE++ voor zonne-energie, en provinciale innovatiesubsidies voor energieopslag – ontstaat een aantrekkelijke businesscase.
Bij een klein laadplein van 3-5 laadpunten zonder extra voorzieningen blijft de subsidie beperkt tot MIA/Vamil voordelen. Voor grote projecten met meer dan 50 laadpunten, DC-snelladers en complete energiemanagementsystemen worden de mogelijkheden interessanter. Hier stapelen landelijke subsidies, provinciale bijdragen en mogelijk Europese fondsen zich op. De complexiteit neemt wel toe met het aantal regelingen.
Concrete voorbeelden illustreren de mogelijkheden. Een logistiek bedrijf dat investeert in 30 slimme AC-laadpunten met dynamisch energiemanagement kan rekenen op substantiële ondersteuning via verschillende kanalen. Een kantoorgebouw dat 10 laadpunten installeert gekoppeld aan bestaande zonnepanelen profiteert vooral van fiscale voordelen. VVE’s die gezamenlijk investeren in laadinfrastructuur kunnen aanspraak maken op speciale gemeentelijke regelingen bovenop de standaard subsidies.
Wanneer moet ik mijn subsidieaanvraag indienen voor laadinfrastructuur?
Timing is cruciaal bij subsidieaanvragen voor laadinfrastructuur in 2026. Voor MIA/Vamil geldt dat de aanvraag binnen drie maanden na opdrachtverlening ingediend moet worden – niet na oplevering. De SDE++ heeft vaste aanvraagrondes, meestal in het voorjaar en najaar, waarbij het budget op=op principe geldt. Provinciale en gemeentelijke subsidies kennen vaak kwartaalindelingen of continue aanvraagmogelijkheden tot het budget op is.
Begin minimaal zes maanden voor geplande realisatie met voorbereidingen. Dit geeft tijd voor het uitwerken van technische specificaties, offertes aanvragen en de businesscase opstellen. Voor complexe projecten met meerdere subsidies is negen tot twaalf maanden voorbereidingstijd realistischer. Let op dat sommige subsidies pas aangevraagd kunnen worden na definitieve investeringsbeslissing, terwijl andere juist vooraf goedkeuring vereisen.
First-come-first-served regelingen vereisen snelle actie zodra het aanvraagloket opent. Dit geldt vooral voor populaire gemeentelijke subsidies en innovatiefondsen. Regelingen met vaste beoordelingsrondes geven meer voorbereidingstijd maar kennen vaak strengere kwaliteitseisen. Plan strategisch: dien eerst subsidies in die voorafgaande goedkeuring vereisen, gevolgd door regelingen die achteraf aangevraagd kunnen worden. Houd rekening met doorlooptijden van vier tot twaalf weken voor beoordeling.
De complexiteit van subsidieaanvragen voor zakelijke laadinfrastructuur vraagt om professionele begeleiding. Wij helpen bedrijven bij het navigeren door het subsidie landschap en zorgen voor optimale benutting van beschikbare regelingen. Van eerste verkenning tot definitieve toekenning begeleiden we het complete traject. Neem contact op voor een vrijblijvend gesprek over de subsidiemogelijkheden voor uw specifieke laadinfrastructuur project.
